Nieuwe tijd sprookje in 4hoofdstukken, geschreven door THL: Inleiding.***
Wat waren de dwergen blij geweest
met hun nieuwe kleren, nu konden ze zich voortaan vertonen aan de
mensen al was dat nu niet direct hun bedoeling. Repel had al lang
door dat, als ze zo zonder kleren gezien waren door de mensen zij
een heel grote kans zouden hebben om vroeg of laat gevangen te worden.
Ze zouden dan op alle kermissen als een attractie tentoongesteld kunnen
worden. Repel was de enige die het alsnog zonder kleren moest stellen,
hij zou dan ook goed op moeten passen om niet bij mensen als kermisattractie
te belanden. Dat was hem wel toe vertrouwd en in zijn nieuwe kabouterdorp
bij die aardige man, Papopel genaamd voelde hij zich wel veilig hier.
Op avontuur gaan met zijn vijf vrienden zag hij niet zo zitten. Hij
zou het dorp wel onderhouden. In het geval dat hij toch ook kleren
wilde kon hij altijd nog nestkastjes gaan maken dat loonde wel.. De
tuinman scheen er geen tijd voor te hebben! De vijf kabouters waren
nog door het dolle heen met hun nieuwe kleren. Toen ze hun beloning
voor hun werk hadden aangetrokken waren ze meteen vertrokken. (zie
De tuinman en de vijf kabouters)
Wat hadden ze snel gelopen, zo snel dat op een foto die iemand gemaakt
had geen schaduwen te zien waren. De vijf dolle dwergen stevenen nieuwe
avonturen tegemoet, hoog de bergen in, we horen nog van hen. lees
ook ( De dolledwergen)
Hoofdstuk 1
Bruinmuis krijgt de schrik van zijn leven***
Zo ging de zomer voorbij. Op een mooie zonnige namiddag in de herfst
zat Repel, want zo hete hij, voor zijn woning lekker in zijn tuinligstoel
te slapen tot hij plotseling opschrok uit zijn hazen slaapje. Het
was Joris Bruinmuis die hem zo bruusk uit zijn mooie droom haalde.
"Wat is datte", zei Repel nog half slapend. "Eh, ik ben het, Joris
bruinmuis, sliep je Repel"? "Dat zou ik zo zeggen, is me dat schrikken,
wat is er, toch geen ongeluk gebeurd hoop ik"?
Toen kwam het verhaal los en Joris Bruinmuis vertelde: Sinds enkele
maanden had ik een zwerver in huis, het was een grijze veldmuis, die
zich Piet Grijsvel noemde. Toen hij twee dagen in huis was werd het
een rommeltje van “heb ik me jou daar”. Brutaalweg had hij zijn bed
naast het mijne in de condens lade van de koelkast gemaakt. Dat was
niet zo erg, maar voor zijn bed opmaak had hij vele zakken rijst kapot
geknaagd zodat alles vol met rijstkorrels en versnipperd papier lag,
daar bovenop had hij overal keutels laten vallen, zelfs in de pan
met omelet die klaar stond voor die mens die jij weldoener Papopel
pleegt te noemen Repel.
Het is waar, ik woon er al drie jaar en had nooit problemen. Dit maal
ging het echt mis. Toen ik s ‘avonds voedsel ging zoeken stond er
vlak voor mijn deur in het hoekje een vreemd houten bordje met armleuning
waarop een heerlijk stuk kaas lag. Wat een verrassing dacht ik en
snuffelde eraan, wilde het met mijn rechter voorpoot wat naar voren
halen... en knal ging het. Ik kreeg een pijnscheut door mijn poot
zeg en die zat toen plotseling vast aan het vreemde bord, dat nu geen
leuning meer had. Als ik er met mijn kop tussen had gezeten was die
er zeker afgeknald. Hulp en brand schreeuw piepte ik uit. Het moet
wel heel hard geweest zijn, want even later werd ik met bord en al
opgepakt door Papopel en in de ijzige koude buiten gezet, gelukkig
voor mij was dat bord van mijn poot gedaan en wonder boven wonder
kon ik nog snel weglopen in de kou en in het holst van de nacht buiten
dat is geen pretje.
"Ben je nog wakker Repel?". "Je ja ja". " Nou toen ik de volgende
ochtend door de binnenplaats weer naar mijn huis liep , zag ik tot
mijn ontsteltenis dat in het zelfde hoekje Piet Grijsvel de muis,
in zo een zelfde bordje zat, ik keek nog eens goed, en rilde. De leuning
klemde zijn kop tegen het houtenbordje een enorme blok kaas zat in
zijn bek, ik stootte hem zachtjes aan en zei "Piet, Piet, maar Piet
antwoorde niet, hij voelde vreemd koud aan en toen ben ik hard weggelopen
met de schrik in mijn muizenbenen . Na enkele dagen in het bos ronddolen
heb ik de moed weer opgepakt en ben naar huis gegaan. Het was allemaal
weer netjes binnen, geen rijstkorrels meer, geen papiersnippers en
mijn bedje was er nog, en ook dat van Piet, maar dat was leeg, ik
plofte van vermoeidheid neer en sliep tot nu toe, Repel".
"Wat een avontuur Bruinmuis, je mag wel oppassen dat je ook het loodje
niet legt vandaag of morgen!". "Daar hoeft Bruinmuis niet bang voor
te zijn," zei Maya die ondertussen meegeluisterd had en uit de boom
tevoorschijn was gekomen. Maya is de mooie fee die al jaren in een
boom verblijft als er niets beters te doen is, daarom noemt Repel
haar Boom fee. Dat gebeurt echter niet dikwijls want Maya beleeft
in alles waarin leven is, maar is ze even met rust dan is ze in haar
grillige essen boom in het kabouterdorp van Repel. Ik denk dat de
Papopel nooit meer een muizenvalletje zet, want zo heet dat ding dat
Bruinmuis een houtenbordje met leuning noemde. Ik zal je vertellen
zei Maya wat ik meemaakte gisterenmiddag. Een heel triest verhaal,
wat ik het noodlot noem en waar ik niets aan kan verhelpen, het zijn
dingen die moeten gebeuren, maar die erg verdrietig zijn voor mensen,
maar ze leren er wel ooit van. Wordt vervolgd.
Thl222063auteursrecten voorbehouden
volgens de wet
Hoofdstuk 2
Maya de boomfee verteld
Repel schoof onrustig heen en weer op zijn stoel toen Maya de boomfee
haar belevenis van gisterenmiddag afstak. Repel moest nog steeds wennen
aan dat vreemde gevoel dat even in zijn hoofd kwam als Maya begon
te vertellen, want feeën kunnen nu eenmaal zelf niet praten en gebruiken
altijd het spraakcentrum van een daarvoor gevoelig persoon die aanwezig
is. In dit geval was dat duidelijk Repel, hij kreeg dan ook even een
beeld in gedachten van een mooi in het wit gekleed meisje met iets
uitstaande doorzichtige vleugeltjes, zoals reuze libellen die hebben.
Niemand anders kon dat zien, want feeën kun je niet in het echt zien,
het is immers een afbeelding in je gedachten die je zelf de mooiste
vorm geeft die je zonder dat zelf te weten uitkiest. Dagdromen zou
je het kunnen noemen en het is zo echt dat je meent, dat iedereen
jouw mooie fee ook kan zien, je zou haar zo uit kunnen tekenen.
Dan klonk de heldere lieve stem van Maya: Op een zonnige dag in januari
van het jaar 2000, toen de eerste sneeuwklokjes een poging deden zich
door het sneeuwdek te boren dat die nacht gevallen was. Op zoek naar
wat zonlicht zat een Roodborstje met zijn veren helemaal uitgezet
om zich te beschutten tegen de felle vrieskoude wind op de onderste
tak van een cipres in de zon tegenover het kabouterdorp waar geen
levend wezen te zien was. Met een piepend gekraak opende zich een
deur van het huis aan de overkant.
Een vriendelijke oude man keek in het rond en glimlachte om het pak
sneeuw dat gevallen was die nacht. Wat een winter pracht zo mompelde
hij, "Vroeger zou ik meteen aan een sneeuwman begonnen zijn". Nu haalde
hij de veger uit de schuur en begon het bestrate stukje grond voor
het huis schoon te vegen en merkte daarbij de roodborst op die niet
van plan was weg te vliegen. "Zo Roodborstje" zei hij, "heb je honger,
ik haal wel wat eten voor je". Even later kwam hij buiten met een
klontje boter, hij dacht "wat goed is voor een mens in de winter,
is ook wel goed voor een vogel die honger en kou heeft". Hij legde
het stukje boter op een paaltje waarin een vreemde kop was gebeiteld
aan de voorkant. Daarna maakte hij een zacht fluitend geluid en tikte
met zijn gekromde vinger op het paaltje en de roodborst kwam er naartoe
vliegen, maar was te bang om ervan te pikken. De oude man ging vervolgens
wat achteruit staan en meteen zat de roodborst zich te goed te doen
aan het botertje.
Het pikte dat het een lust was en liet af en toe met zijn zilveren
stemmetje horen dat hij erg opgewonden en tevreden was met zijn eten
en maakte grappige bewegingen alsof hij kniebuigingen maakte. De oude
man deed het na met zijn hoofd en ging toen glimlachend naar binnen,
naar de warmte van de openhaard.
Zolang er sneeuw lag kreeg de roodborst elke morgen wat boter en werd
het wel eens vergeten en de oude man kwam in de namiddag pas even
buiten kijken, dan zat de roodborst al op de paal en begon daar rond
te dribbelen en pikte op de kop van de paal terwijl er niets lag,
alsof hij aan het eten was "aha, je wilt wat te eten hebben" zei dan
de man en ging naar binnen om even later met een klontje boter terug
te komen om dat op de paal te leggen. De roodborst kwam dan meteen
en zat bijna op zijn hand, hij was nu helemaal niet meer bang voor
de oude man..
Zo verliep de winter en ze werden goede vrienden, de oud man en de
Roodborst. Wordt vervolgd.
53063Thl auteursrechten voorbehouden volgens de wet. 
3e hoofdstuk
Goede vrienden
Maya zweeg even en Repel ging even rechtop zitten in zijn ligstoel.
Joris Bruinmuis die inspannend had geluisterd strekte zich heerlijk
uit in het gras en zei tegen repelsteeltje "dat oudeman vind ik eigenlijk
niet zo aardig klinken, heeft die man geen naam?" Daar had Repel geen
antwoord op, er viel even een stilte, dan plotseling zei Repel "laten
we hem Pa-popel noemen, wat vind je daarvan Joris Bruinmuis? “Dat
is een leuke naam voor hem, maar ik weet niet of hij dat wel goed
zal vinden. Hij is wel altijd heel bedrijvig en houd daarbij ook nog
van alle soorten populieren. Vooral de balsempopulier vindt hij heerlijk
ruiken." "Goed dan", begon Maya weer en vervolgde haar verhaal.
Na de winter kwam de lente met de eerste zonnige dagen, Papopel zat
buiten in de tuin te genieten van het eerste voorjaarszonnetje, vroemm
ging het hij keek in de richting van het geluid maar zag niets, dan
hoorde hij een heel zacht zilveren stemmetje van een zangvogel, nauwelijks
hoorbaar . Op een afstand van nog geen meter zat de roodborst alsof
hij zijn zang oefende voor de eerste lente serenades. Het klonk zeer
mooi en helder. Papopel luisterde aandachtig en genoot ervan. Dan
vloog de roodborst op de allerhoogste tak van de boom, amper te zien
door de felle zon die door de nog kale door de wind bewogen takken
speelde.
Plotseling schalde een helder vogelstem over de binnenplaats, kei
hard! Een vrolijk schallende melodie weerkaatst door de muren rondom.
Het leek of de hele natuur even de adem inhield Papopel wist in een
keer dat het een intelligente vogel moest zijn, waarom zou hij immers
boven in de boom zijn gaan zitten wanneer hij de volumeknop open draaide
tot volle sterkte? Zo ging het dagen achtereen als het mooi weer was.
Ook bij fijne lenteregen zong hij zijn hoogste lied. Was Papopel tussen
de groenten en bloemen de aarde aan het los maken. De roodborst was
prompt op handgrijp afstand bezig het nieuw bewerkte stukje grond
van wormpjes en andere insecten te ontdoen. Af en toe was hij in gevecht
met een veel te grote aardworm die hij toch naar binnen wilde werken.
Daarna ging hij weer zacht zingend vlakbij op het muurtje zitten kijken
en maakte tussendoor grappige kniebuigingen. Papopel knikte dan terug
met zijn hoofd.
Tot op een zekere dag de roodborst verdwenen was. Papopel vroeg zich
af wat er kon zijn en maakte zich zorgen, er liep immers ook altijd
een grote kater rond in de tuin die onverbeterlijk jacht maakte op
voor hem giftige hagedissen en sprong op alles wat maar bewoog. Joris
Bruinmuis vloog recht overeind van de schrik, "is dat echt Repel"
vroeg hij, even was Joris Bruinmuis vergeten dat Maya aan het vertellen
was, katers waren immers de nachtmerrie van elke muis, ook al vertelde
sommige soortgenoten dat je er spannende spelletjes mee kon doen.
Vier weken later :
Papopel zat aan zijn tafeltje van een kopje koffie te genieten .....
en hoorde een hoog tonig gepiep achter een kerstroosplant hij keek
eens wat beter en zag daar drie kleine bruine vogeltjes die rond hipten.
Vroemm vroemm ging het en daar zat de rootborst voor zijn voeten,
zijn bekje vol wormpjes en een nog fladderend vlindertje, ondanks
het volle bekje maakte hij een roepend geluid en daar kwamen de drie
kleintjes aan fladderen. Hij voerde ze voor de voeten van Papopel
die vol verbazing zat toe te kijken. Vroemm, deed de roodborst en
vloog weg de kleintjes achterlatend, om na een minuut weer terug te
keren met een nieuwe lading voer in de bek. Na het voeren ging hij
zitten zingen en daar kwam zijn vrouwtje enigszins schuw voor Papopel
riep ze de kleintjes naar zich toe op veilige afstand en gaf ze te
eten. Zo verstreken er een vijftal jaren en Papopel beschouwden ze
als goede vrienden die hij voor geen geld zou willen missen. Dan juist
op het einde van deze winter zou het noodlot toeslaan. Wordt vervolg
Thl642006 Auteursrechten voorbehouden
volgens de wet
4e hoofdstuk.
GELUK BIJ EEN ONGELUK
De zoveelste winter eindigde, de kerstroos
toonde zich op zijn mooist en doorbrak het laagje sneeuw dat de vorige
nacht gevallen was. De zon gaf haar een bijzondere glans op het lieflijk
zachtroze tintje, dat als betoverend tegen het helwitte sneeuwlaken
afstak. Repel zat heerlijk te genieten van de winterzon toen Bruinmuis
zich liet horen; "Repel is Maya er niet" ? "Ja ja, ik geloof van wel"
en het leek alsof hij het vervolg van het begonnen verhaal afstak.
(Maya de fee slaapt nooit, feeën hebben immers geen lichaam dat moe
kan worden, daarnaast zijn ze overal tegelijk waar gedachten opdagen
uiteindelijk zijn alle feeën één Maya en zo liet ze het verhaal in
Repelssteeltjes gedachten opwellen); Papopel was vroeg opgestaan,
gisteren had hij een muizenvalletje gezet en daarmee Joris Bruinmuis
gevangen, die had met zijn pootje tussen de klem gezeten en ontzettend
gepiept.
Boos had Papopel hem in de besneeuwde tuin losgelaten.
Nooit had hij Joris kwaad gedaan in tegendeel hij zette regelmatig
wat kaas voor hem in het hoekje bij de koelkast, want hij wist wel
dat Joris daar woonde. Toen hij die avond was thuis gekomen lag zijn
hele keuken en kast vol rijstkorrels, versnipperd papier en muizenkeutels.
Wat was dat daar? Uit het kozijn van de deur was een heel gat uitgevreten!
Zelfs de maaltijd die Papopel voor zich had klaargemaakt was bevuild
met keutels. "Als je zo doet, moet je maar buiten gaan wonen" had
Papopel gedacht.
En zo kon het noodlot toeslaan. Voor alle zekerheid
had hij de muizenval nog maar een keertje gezet en had toen Piet Grijsmuis
de logee van Joris Bruinmuis gevangen. Plotseling werd hem alles duidelijk;
"het was niet Bruinmuis geweest" zo dacht hij, maar deze grijze muis
die schade had aangericht en zijn eten had bedorven. Hij had al spijt
dat hij Joris even daarvoor had buiten gezet. Papopel begroef de muis
onder een struikje in de grond, op deze manier kan er weer een plant
uit groeien. In de natuur keert immers alles op zijn tijd weer naar
het leven terug. Daarna zette hij het valletje argeloos op, in zijn
schuurtje;" misschien zijn hier nog meer van die grijze deugnieten"
mompelde hij in zichzelf. Hij had van allerlei geheimzinnige spulletjes
daar staan voor kabouterogen. Hij opende een klein poortje aan de
achterkant, en wie kwam daar binnen? Zijn vriendje de Roodborst, "
je hebt zeker honger" zei Papopel en ging zonder verder naar hem om
te zien een klontje boter halen. Toen hij terug kwam zat zijn vriendje
op de afstemschaal van een oude radio die uitelkaar gehaald was, het
vogeltje keek er na of hij die weer in elkaar wilde zetten. "Dat is
geen werk voor vogeltjes" zei Papopel en legde het klontje boter op
de draaischijf van een oude pick-up die er naast stond, meteen ging
het vogeltje er op af en pikte ervan en zakte even door zijn benen
als bedankje. De oude man verdween daarna door een andere deur in
zijn woonhuis.
Na een kwartier kwam hij kijken of zijn vriendje er nog was, maar
zag hem niet, hij riep hem maar het bleef stil, geen beweging, geen
“vroemm”. Vreemd dacht hij alle deuren waren dicht geweest, misschien
was hij door een opening tussen de dakpannen naar buiten. Hij keek
naar het boterklontje en zag dat er nauwelijks van genomen was, "Vreemd
" mompelde ie weer en ging terug naar binnen...... Het was koud....brrr..
Het was al laat in de avond toen Papopel ineens schrok, het valletje!
het muizenvalletje!!! "Ja, zei Repel; Maya kan ook dingen aan mensen
laten weten die ze zelf niet zien", Met de schrik in het hart liep
Papopel naar het valletje, met maar een gedachte, "mijn vriendje zit
erin" Triest nam hij het muizenvalletje in de hand, voor de eerste
keer had hij nu zijn vriendje in zijn hand, Hij haalde het vogeltje
eruit, te laat het was reeds een verlaten ziel, hij pinkte een traan
weg;
Dit was niet waar, een vriend die zijn vriendje
ombrengt in onwetendheid!! "Wat kan een mens kortzichtig zijn, dat
nooit meer" zo dacht hij. De volgende dag was ondanks het mooie winterse
weer toch triest. De zon deed zijn best, maar leek alleen maar triestig
door de bomen naar hem te gluren, zich zo nu en dan verstoppend achter
de wolken. Maar Papopel kende de wet van oorzaak en gevolg en wist
dat gekregen vreugde eens zijn tegenpool, het "verdriet" zou laat
zien, dat hoort bij dit leven en is om je wat te leren over de grootheid
van de natuur. De andere dag was het stralend weer en de sneeuw was
verdwenen, al was de winter nog steeds duidelijk daar. Papopel zat
aan zijn kopje kruidenthee op zijn stekje in de zon en dacht onwilligkeurig
aan zijn vriendje dat nooit meer zou zingen. Vroemm, vroemm, ging
het, daar zat een roodborstje vlakbij hem op het muurtje. Toen Papopel
bewoog, vloog het in de boom boven hem en liet het eerste voorjaars
geluid horen, alsof er niets gebeurd was. Lang en doordringend mooi
schalde het gezang over de binnenplaats. "Het zelfde geluid, de zelfde
genegenheid", zo dacht hij en er gleed een glimlach over zijn gezicht.
Einde.
Thl2740647Auteursrechten voorbehouden volgens de wet.