Ze zat stil voor zich uit te staren
in de trein.
Zoals de andere passagiers staarde ze een beetje voor zich uit. In haar
hoofd was het warrig, gelijk als haar haren verwarde door de binnen
waaiende wind via het openstaande raam. Haar gedachten gingen terug
naar enkele uren geleden. Waar haalde hij in godsnaam dat idee vandaan,
nooit had ze zoiets kunnen denken. Ze barste in tranen uit en trachtte
haar tranen vervolgens te onderdrukken. Ze keek beschaamd naar de man
die tegenover haar zat.
Ze zag medelijden in zijn ogen, dat was het laatste wat ze wilde! Ze
maakte een waaier van haar mooie goudblonde haren, even maar, om haar
mooie meisjesachtige gezicht vrij te maken van het verwarde lang golvend
voorhangende haar en zei tegen de man, die haar nu toelachte, "mijn
tranen zijn mijn wilskracht". Het gleed zomaar over haar lippen, ze
dacht te zien dat hij het niet begreep.
De man glimlachte en keek daarna weer uit het raam, naar de verre horizon,
daar waar de landerijen gestaag en langzaam voorbij gleden. Zij richtte
haar gedachten op wat ze zojuist had gezegd.
Het was waar. Haar emoties kon ze niet goed bedwingen. Gevoel uitte
zich op deze manier en daar kon ze niets aan verhelpen. Dat moest Limba
toch ook wel weten! Waarom wist hij niet dat ze van hem hield? Ze wilde
zichzelf niet bewijzen. Ze wilde haar eigen leven leiden, van dag tot
dag, zonder zich zorgen te maken over zijn beslommeringen, daar vond
ze zich veel te jong en levendig voor. Ze dacht terug aan de vroege
namiddag en overwoog alles. Nu werd ze al wat rustiger. De trein stopte
met een hoog gillend geluid en stond vervolgens met een ruk stil. Ze
was juist opgestaan om haar koffer uit het bagagerek te halen. Door
de schok vloog ze wat zijlings weg en de koffer ontglipte aan haar handen,
struikelde over de voeten van de man die eerder naar haar had geglimlacht,
hij ving haar handig op zodat ze niet van haar benen ging. "Dank U,
zei ze heel vriendelijk van U". Hij glimlachte en knikte begrijpend,
"tot ziens" hoorde ze hem nog zeggen terwijl ze uitstapte. Ze wuifde
even met haar hand, in de andere had ze de koffer die ze door de veel
te kleine deur probeerde te wringen.
Op dat zelfde moment was ze opgenomen in de drukte van de stad. Ze liep
snel door en nam de eerste de beste taxi die kwam aanrijden. Het was
ondertussen donker geworden toe ze bij haar appartement aankwam. Ze
opende de piepende deur, zette haar koffer in de gang en liet zich vermoeid
in haar bed vallen even later sliep ze.
Half in de ochtend werd ze wakker, het leek nog schemerig, ze stond
op en liep naar het raam. Zachtjes schoof ze de gordijnen iets open
en zei bij zichzelf: "Wat een trieste hemel vandaag". Het was maar nauwelijks
hoorbaar geweest, ze liet haar blik geleiden over de straat waar ze
woonde, haar ogen dwaalde af door de nevel, ze schoof het gordijn verder
open en opende het raam, een vochtige naar metaal en bedorven water
ruikende lucht drong prikkelend in haar grappig gevormde wipneusje.
Ze kende die typische stadslucht, maar het viel haar niet altijd zo
op, dacht ze. Gisteren voor de heftige ruzie had ze een enorme wandeling
gemaakt met Limba, in dat oerbos achter zijn huis, wat woonde hij daar
mooi in die rustige natuur, ze stapte samen over het knisperende bospad.
Was hij niet wat stil vandaag?. Op een gegeven moment had Limba haar
naar zich toegetrokken op een speelse lieve manier, en had haar verteld
welke soorten vogels er zoal zongen. Ze had genoten, en door de geuren
van al die bomen en bloemen, had ze niet geweten of het nu zijn lieve
manier van doen was, of de betovering van het bos waardoor ze zich zo
ligt als een veertje was gaan voelen. De zon speelde tussen de bomen
door en deed de bladeren goudkleurig oplichten, zoals dat in sprookjes
beschreven staat. Dan zonder het te willen had ze hem gekust, ze was
hopeloos verliefd, zomaar!
Een zwaar gedreun van een voorbij rijdende truc met oplegger deed haar
opschrikken uit haar dromen, ze zag hoe hij bezig was zich een weg te
zoeken tussen de links en rechts in de straat geparkeerde auto's, dikke
zwarte rookwolken uit zijn naar boven gerichte uitlaat stotend. Verkeer
met explosiemotoren zou verboden moeten worden in de straten van een
stad. Als de uitvinder, Otto deze ellende zag zou hij zich omdraaien
in zijn graf, als zijn graf er nog mocht zijn. Je zou je bijna afvragen,
waar onze geleerden mee bezig zijn, en of ze buiten het op school bestudeerde,
zelf nog wel eens iets bedenken en realiseren wat in een normaal leven
past. Zouden zij geen neus meer hebben, of gebrek aan logies denkvermogen?
Omgeschoold en aangepast misschien. Moet je daar al die voetgangers
en fietsers zien, die er ook nog langs willen. Opeens moest ze hard
lachen, nee daar mag je echt niet om lachen corrigeerde zij zichzelf,
mensen die voor wandelende en fietsende luchtreiniger gebruikt worden
om het fijnstof uit de lucht te filteren met hun longen, en zonder het
te beseffen!
Wat zat de wereld toch vreemd in elkaar, was daarom de zieken zorgkosten
weer eens omhoog? Het lijkt wel of we tijdens ons leven werken en verplicht
sparen, om van allerlei rommel consumeren, om ziek te worden en om al
die prachtige invalide-hulpmiddelen te kunnen gebruiken na ziek te zijn
geworden, want vroeg of laat komen we er allemaal in een ziekenhuis
terecht volgens de deskundige, als longen en hart het niet al eerder
af laten weten. Daar kan het wel het ideale voertuig voor de stad, maar
helaas in de vorm van elektrische rolstoel. Of rollator. Moeten we eerst
met zijn allen invaliden worden om schone lucht te kunnen ademen? Of
zitten er andere belangen achter. Money maken misschien? Streven naar
lucht dus, want de mens bedrukt immers zelf dit papier en geeft het
met cijfers een bepaalde waarde, de reële waarde is de verbrandingswaarde
in calorieën per uur. In gedachte keerde ze terug naar de stinkende
auto's die voorbij reden. Naďef telde ze uit, zestien miljoen mensen
en al die lieve huisdieren, koeien en paarden, dat zijn vast duizenden
kubieke meters lucht per uur die ze met hun longen reinigen, Ja dat
is waar ook Auto's zijn voorzien van een luchtfilter om de motor te
beschermen. Toch knap van die Uitvinders, in de auto is van binnen bespaard
op lucht reiniging, daar zorgen de mensen zelf wel voor, als je maar
mensen genoeg meeneemt een ventilatortje voor “frisse lucht” zorgt dat
de uitlaatgassen van de file rijders voor je, naar binnen gezogen en
uitgeblazen wordt, zodat er volop werk aan de winkel is voor je longen.
Een kei hard getoeter maakte een einde aan haar monoloog.
Ze schoof het gordijn weer met een ruk dicht en dacht aan haar moeder
die enkele weken geleden uit haar leven was weggerukt, veel te jong
nog, longkanker had men geconstateerd in vergevorderd stadium. De specialist
had gevraagd of ze rookte, of veel had meegerookt, nee wij roken niet
had ze zich beledigd voelend geantwoord. Ze wierp zich op haar bed,
tranen rolde over haar wangen en lieten haar lange blonde haren samen
kleven...
Wordt vervolgd. Thl 2010055 Auteursrechten voorbehouden
volgens de wet.
Gevangen in het leven (laatste deel) .
Even later veranderde haar snikken in een rustige ademhaling... een
diepe zucht...en ze sliep in. Wat was het heerlijk weer! Een prachtig
begin van de zomer. Na haar huiswerk ging Veronica altijd op haar favoriete
plaatsje zitten onder een vlierstruik die hing over de ingang van een
uitholling in de heuvel die deel uitmaakte van de achterzijde van hun
tuin. Dit was haar eigen "hutje" in de natuur geworden sinds ze het
ontdekte een jaar geleden. Ze had het leuk ingericht met allerlei oude
spullen die thuis niet meer gebruikt werden. Hier kon ze de zon mooi
zien verkleuren als die reuzen groot werd wanneer ze onderging. Een
enorme vuurrode bal en de oranje hemel leek dan vaak in brand te staan.
Zoals ze dat zelf wel eens voelde als ze verlegen naar een leuke jongen
keek die haar toe lachte.
Hier kon ze fijn dromen, en met gedachten spelen en gissen wat er op
die doorgang en wat er achter die bergen te zien zou zijn. Het waren
eigenlijk twee bergen met een klein plateau er tussen. Het dorp was
echt klein met slechts zeven huizen nog die bewoond waren. Anderen huizen
stonden er vervallen en leeg bij, plaatselijk begroeid door een dichte
klimop en welig groeiende bosrank. Het was heerlijk om er rond te dolen
en de vogels bedrijvig aan het werk te zien en ze te horen zingen. Eenzaam
was ze opgegroeid, ze had enkel een oudere broer, en de buren waren
laatste gebleven in het dorp, ouder mensen die geen jonge kinderen meer
hadden en het leven in de stad niet zo zagen zitten voor hun leeftijd.
Al hun kinderen waren naar de grote stad getrokken na de school doorlopen
te hebben, om in de stad een “paradijselijk” leven te kunnen leiden
zonder tegenvallers van mislukte oogsten of barre koude winters en de
hier slecht te verwarmen huizen. Echter wel midden in een heel mooi
stukje pure natuur.
Prachtig waren ze die bergen en ze wilden ze O zo dolgraag eens van
dichtbij bekijken. Ze was verslingerd op mooie wilde bloemen, de eekhoorns
en de wind die beide door de bomen konden razen, zodat ze ooit een klein
beetje bang van werd, maar hoe opwindend was dat! Deze vakantie, zo
had ze bij zichzelf besloten, zou ze de bergen ingaan en te voet, met
een slaapzak en wat eten in een rugzak. Ze had het haar moeder al gezegd
en die had nogal bezwaren gehad. "Grappig" zei haar moeder "je hele
leven heb je me al gevraagd wat er achteren op die bergen te zien zou
zijn, ik was er nooit Veronica en weet het niet, misschien moet je dan
toch zelf maar eens gaan kijken, we gaan immers volgend jaar in de stad
wonen, dan wordt alles makkelijker voor ons beide". Ik word ouder en
in de stad is alles bij de hand: winkels en de dokter, we hoeven dan
geen uren meer te fietsen of te bussen s 'winters. Hier woonden ze samen
met haar moeder in dat klein dorp dicht bij twee hoog oprijzende bergkammen.
Hier was ze geboren en opgegroeid.
Op een mooie lentedag werd er een meisje geboren in dit rustige dal.
Nu is dit niet vreemd natuurlijk. Iedereen was er erg blij mee en vond
het een heel mooie baby. De jaren gingen voorbij en de baby werd een
klein meisje met prachtige helder groene ogen en mooie goudblonde krullen.
Haar moeder zij altijd tegen haar dat zij haar engeltjes was en noemde
haar Dochter Veronica. Toen Veronica ongeveer vier jaar was stond ze
altijd voor het raam naar buiten te kijken, naar de bergen die ze in
de verte kon zien." Mam wat is daar"? "Dat zijn bergen". "Kun je daar
komen? "vroeg Veronica. De moeder van Veronica zweeg dan, want ze had
er eigenlijk geen antwoord op en zei dan: " kom ga maar wat spelen en
sta niet zo naar buiten te staren.” Veronica ging daarna stil in een
hoek zitten spelen met haar poppen. Ze had nog zo veel vragen willen
stellen." Wat zou daar allemaal te zien krijgen? En zouden er veel mensen
wonen, of zouden er alleen maar planten en bomen staan, zoals ze in
de tuin stonden hier voor het huis".
De jaren gingen voorbij en Veronica ging steeds meer vragen stellen.
Helaas kreeg ze nooit antwoord op haar vragen van haar moeder. Zelfs
niet toen ze naar school ging en het vroeg aan de leraren, want die
moesten dat toch zeker weten! Er kwam geen antwoord op haar vragen.
Veronica werd er erg treurig van. Ze kon zich er niet bij neerleggen
dat het leven, zoals ze in het dal gewend was overal zo zou zijn." Er
moest toch nog meer zijn" zo dacht ze. De jaren verstreken en ze ging
steeds minder vragen en werd stiller en stiller, want ze had gemerkt
dat mensen het heel vreemd vonden dat ze zo veel vroeg. De schooltijd
liep op het eind en Veronica vond dat ze al groot en" volwassen" was
geworden. Voor haar laatste schooljaar wilde ze graag toch zelf eens
gaan kijken in die verre heuvels daar. Het zou tevens een leuke vakantie
trektocht zijn. Toen ze een avond uit school thuiskwam trok ze haar
stoute schoenen aan en zei tegen haar moeder "mam ik zit met zo veel
vragen die nooit beantwoord zijn door iemand! Ik denk dat het tijd wordt
dat ik zelf op onderzoek uit ga deze komende schoolvakantie" Moeder
bracht een heleboel tegenargumenten en sprak over alle gevaren van een
dergelijke avontuurlijke onderneming. "Ja mam, maar dat is het niet,
ik wil weten of er meer is dan dit dorp hier en hoe het er uit ziet
op die bergen en of er aan de andere kant van de bergen ook dorpen zijn.
En misschien wonen er ook wel mensen op die bergen". "Maar Veronica
toch, het zal een zware tocht zijn en die bergen zijn heel hoog en wie
weet wat je daar tegen komt." Wie weet mam! Maar als ik nooit ga kijken,
zal ik altijd met vragen blijven zitten en zal ik nooit de antwoorden
krijgen die ik wil vinden”.
"Ja, als je dan zo nodig moet, nu wonen we er nog dichterbij en is het
iets makkelijker, volgend jaar gaan we in de stad wonen, maar snappen
doe ik je niet hoor." Geef niet mam, dit moet ik gewoon voor me zelf
doen". Ik vertrek over een paar dagen, moet nog wat dingen klaar maken
zodat ik die kan mee nemen. In de tussen tijd had haar moeder al met
de dorpsbewoners gepraat en ging het nieuws rond dat Veronica alleen
op vakantie zou gaan in de bergen.
De dag was aangebroken. Toen ze afscheid nam van haar moeder kreeg ze
van alles mee voor onderweg. Veronica was daar erg blij mee want wie
weet had ze het wel nodig. Toen ze haar weg vervolgde door het dorp
richting de bergen, kreeg ze van de mensen die haar uitzwaaide en geluk
wenste nog allerlei dingen mee, zoals kleding, eten en andere dingen.
Ze was er blij mee je wist natuurlijk nooit wat je tegen kon komen en
waar ze voor zou komen te staan. Ze had wel door dat al die spullen
haar behoorlijk zouden vertragen omdat ze best zwaar waren. Na enkele
uren gelopen te hebben hield ze even pauze. Ze keek in een van de tassen
die ze bij zich had, daar zat vast wel wat lekkers in. Snel vond ze
wat eten en drinken. Nadat ze voldoende was uitgerust trok ze weer verder.
Ze wilde voor de avond viel een behoorlijk stuk lopen en ze zette door.
Tijdens het wandelen vroeg ze zich af, of ze verstandig bezig was door
deze wandeltocht te beginnen, want wat haar moeder zei over een moeilijke
tocht, klopte wel merkte ze nu al. Doch de gedachten dat ze nu het raadsel,
wat haar zo intens bezig had gehouden nu binnenkort geklaard zou worden
gaf haar nieuwe moed. Anders zou ze immers nooit de antwoorden vinden.
Het werd langzaam donker en ze dacht, "ik moet ergens kunnen slapen
anders red ik het niet”. Aan het eind van de weg stond een oud huisje
met een bemost doorgezakt rieten dak. Ze dacht dat ze daar wel onderdak
zou vinden voor een nacht. Ze liep in die richting en toen ze dichterbij
kwam zag ze dat het onbewoond was en de deur uitnodigend open stond.
Ze liep binnen en schrok een beetje van de verwaarloosde inrichting.
"Nou ja, ik heb een dak boven mijn hoofd ik heb vast wel voldoende spullen
bij me. Een slaapplaatsje was zo ingericht, ze maakte zich wat eten
op de oude houtkachel die ze aanmaakte met de krant en het hout dat
er al in lag, alsof ze verwacht werd. Even later zat ze te eten. Ze
kon de avond goed door komen en ze was erg dankbaar voor de grappige
spelletjes die ze meegekregen had van haar vriendelijke dorpsgenoten.
Het was erg koud in het huisje er zaten gaten in het dak en er waren
ook geen ramen. De warmte van het koken was snel verdwenen. Ze zuchtte
een keer diep en kroop in haar slaapzak, die snel behaaglijk warm werd.
Ze lag niet echt geweldig goed op de harde grond, maar ze was gelukkig
zo moe, dat ze er weinig van merkte doordat ze snel in slaap viel.
In de ochtend werd ze vroeg wakker gemaakt door een geluid. Ze kon het
niet echt thuis brengen, wat was dat voor geklop, zou hier normaal toch
iemand wonen die men kwam bezoeken in de vroege morgen? Ze deed voorzichtig
de deur op een kier open, en zag een specht aan het raamkozijn hangen
en op de deur aan het timmeren was. Prrrrt. Vvrrrrt, weg vloog hij,
was me dat even schrikken! Ze was nog moe en vroeg zich af hoe laat
het eigenlijk was. Dat was ze vergeten om me te nemen, een reiswekkertje.
Het was nog heel vroeg de zon was juist opgekomen en brak door de mistflarden,
brr echt warm was anders. Er was nog niemand te zien buiten. Ze keek
of ze nog lucifers over had. Ja hoor, ze vond er nog enkele in het klein
doosje. Mooi dacht ze nu even kijken of ik wat hout kan vinden, dan
kan ik misschien even een vuurtje maken om me op te warmen voor dat
ik verder ga lopen. Ze pakte de tassen die ze bij zich had, ze waren
nog zwaar, maar ze wou ze ook niet achter laten. Gelukkig kon ze snel
wat takjes vinden. Waar ze ter plaatse een brandstapeltje van maakten
en stak het vervolgens aan met behulp van een lege papieren broodzak.
O, dat was toch wel erg prettig even een vuurtje. Ze was die nacht toch
ook wel erg koud en stram geworden Ja, heerlijk die warmte.
De zon liet haar eerste stralen over de omgeving vallen, wat zag alles
er betoverend uit alles gehuld in het tere rode ochtend zonlicht. Ze
werd er even stil van alsof ze de betovering voelde. Al spoedig waren
haar handen wat opgewarmd en ze pakte drie grote stenen die ze in het
vuurtje schoof. Uit een van haar plunjezakken haalde ze een pan tevoorschijn
en vulde die met water. "Zo dacht ze nu op de stenen zetten, en als
het kookt heb ik ondertussen wel wat kruiden gevonden". Dan verdween
ze tussen de lage struiken, een eekhoorn snelde vlak voor haar over
het zacht groene gras en bleef even stil zitten kijken aan de kant.
Ze plukte wat madeliefjes en enkele scheutjes van een herderstasje,
wat verderop stonden wat paardenbloemen, ze plukte enkele van de bloemen
en ging terug naar het vuur. Ze schrok toen de eekhoorn vlak voor haar
langs vloog in een laag boompje. Het vuurtje brandde nog flink, een
dikke stoomwolk steeg op van onder het deksel die lag te klapperen.
Veronica tilde het deksel op en deed de geplukte kruiden erin.
Bijna meteen steeg een honingzoete geur van de paardenbloemen op. Ze
pakte de enkele plakjes brood die haar nog restte legde ze even op een
steen in het vuur en ging toen de kaas zoeken in haar tas. Toe ze terug
gekomen was zag ze een beetje verderop de eekhoorn met een van haar
plakjes brood zitten. "Kleine lieve dief " zei ze. Ze schonk haar kopje
vol met de nu geurende kruiden thee en zette zich neer op een grote
wortel van een oude boom, nam een hap van haar brood en genoot van haar
verse kruidenthee. Enkele vogels zongen dat het een lust was. Ze luisterde
naar hun heldere mooie stemmetjes die vertelde van de mooie nieuw begonnen
dag, begeleid door het knabbel geluid van de eekhoorn die nu vlak bij
haar was komen zitten. "Dit mag eeuwig blijven duren" dacht ze een moment
en een glimlach verscheen op haar gezicht. Kijkend naar het eekhoorntje
wat aan het stukje brood zat te eten besefte ze dat het leven heel simpel
kan zijn en toch heel erg mooi. Opeens hoorde ze geluiden, mensen in
het dorp waren nu ook wakker en de stilte werd verbroken. Het eekhoorntje
schrok en ging er snel van door. Ja, dacht Veronica ik moet weer verder.
Ze keek even om haar heen, want ze was even van haar pad afgedwaald
omdat ze het eekhoorntje had volgt, maar gelukkig was ze niet verdwaald
en vond het pad al snel terug. Ze pakte de spullen weer bij elkaar,
de tassen waren gelukkig al wat lichter geworden. Terwijl ze haar weg
volgden genoot ze van de warmte van de zon. Het pad waar ze liep was
gelukkig gemakkelijk te begaan. Ze had een tijd gelopen en merkte dat
het pad snel slechter werd met grote stenen en stronken van oude wortels
erin. Ze ging even zitten. "even uit rusten" zei ze bij zichzelf.
Ze keek even achterom naar beneden en zag dat haar vertrouwde dorp ver
achter haar lag, je kon nu alleen nog maar de rook zien die uit de schoorstenen
kringelde en heel vaag enkele bomengroepjes en huizen daartussen. Even
twijfelde ze of ze wel verder zou gaan. Vooral omdat het pad voor haar
steeds slechter werd. Maar die bergen die ze daar achter boven dat bos
zag, daar wou ze toch heen, want haar vragen die ze al die jaren had,
wou ze toch wel heel graag beantwoord hebben. Even kijken of ik nog
wat te eten heb. Ja, er was nog een klein stukje brood en een haar toelachende
appel. Ze dacht: "ik eet dat maar even dan heb ik genoeg voor de rest
van de trip die ik nog moet lopen". Gelukkig was het nog licht, maar
ze zag wel dat de zon al laag aan de hemel stond. Ik ga snel maar weer
verder dacht Veronica want straks kan ik dat pad niet meer volgen omdat
het te donker zal zijn en snel liep ze het ruige rotspad verder op naar
boven.
Veronica at daar het laatste broodje op dat ze had meegenomen. Ze schrok
ervan, ondoordacht had ze zitten eten helemaal verdiept in de zonsondergang.
Juist tussen twee heuveltoppen in zakte de zon gestaag naar beneden,
ze kleurde oranje roodachtig en liet de wolken onder haar in een goudengloed
oplichtte met diepdonkerrode flarden iets hogerop in de bijna zwarte
wolken partij met grillige vormen, die steeds van gedaante veranderden,
"daar, dat lijkt wel en draak en hij lijkt nog vuur te spuwen ook" ze
had het hardop gezegd, niemand hoorde het echter, in de verte klonk
het warme zanggeluid van een nachtegaal. Ze luisterde aandachtig, dat
klonk echt sprookjesachtig. De zon was intussen verdwenen achter een
wolk, twee felle lichtbundels gleden over het landschap van achter de
wolken die wonderbaarlijke kleuren vertoonden. Dan werd het snel duister
ze schrok, ze was helemaal vergeten dat ze het moeilijk begaanbare pad
nog verder op moest.
Snel pakte ze haar plunjezak deed hem dicht en begon aan de klim over
het ruw met stenen bezaaide pad. Plotseling hoorde ze achter zich een
hevig krakend geluid, ze bleef pal staan van de schrik en durfde niet
in die richting te kijken, dan schoot een zwart gedrocht met zwarte
aan elkaar klevende haren aan haar voorbij. Een wild zwijn schoot het
door haar heen. Dat luchtte op! Heel even was ze bang geweest maar ze
wist niet echt waarvoor. Moedig hervatte ze de tocht ze stootte steeds
haar voeten aan de enorme stenen die er lagen. Het was al te duister
geworden. Het pad draaide sterk naar rechts en daar stond ze voor een
oude lange muur overgroeid met bosrank. Het pad werd iets beter en ze
volgde de muur tot er een opening zichtbaar werd. "Dat was vroeger eens
een grote boogpoort" zo dacht ze. Nieuwsgierig liep ze een binnenplaats
op die helemaal verwilderd was in het midden stond een oud huisje waarvan
de blinden klepperde in de wind die plotseling opgestoken was. Hoewel
het al wat donkerder werd, had ze toch een goed gevoel en dacht; "als
je iets nodig hebt is het daar".
Ze liep het verlaten huis binnen en zag meteen dat het al heel lang
niet bewoond was. Ze haalde een kaars uit haar tas en stak die aan,
de kamer werd grillig verlicht door de flakkerende kaars, ze huiverde
even, het liefst had ze de benen genomen, "maar als je iets wilt ontdekken
in het leven, moet je ook durven" zo dacht ze. Ze verbaasde zich dat
alles wat nodig was om te leven op zijn plaats stond. Ze trok de luid
piepende deur, iets van de grond tillend toe en haalde de slaapzak uit
haar plunjezak. Daar op de houtenbank naast de oude half vervallen openhaard
zou ze gaan slapen en morgen zou ze wel verder zien. Ze wurmde zich
in de slaapzak op de bank, en glimlachte om haar onoplettendheid, waardoor
ze in het donker had moeten zoeken. Dat had de mooiste zonsondergang
opgebracht die ze ooit gezien had, wie weet had ze buiten in de kou
moeten slapen als ze deze plaats niet gevonden had. Ze dankte de Creatieve
krachten voor de mooie dag die ze had mogen beleven en sliep weldra
in, ondanks de gierende wind die om het huis draaide en de raamluiken
deed klepperden. Veronica lag even te luisteren naar alle geluiden die
ze hoorde voor ze in slaap viel, wat was ze moe. Zachtjes knetterend
naast haar brandde het kaarsje op tot het in een zwarte walm uitdoofde.
Ze schrok even wakker, wat was het nu donker. Eng klonk de angstig lijkende
roep van een ransuil door de gierende wind heen, muizen ritselden in
het rond. Werd er op de deur geklopt? Nee, de luiken klapperde tegen
de muren. Ze trok dapper de slaapzak over haar oren. Dit was iets heel
anders dan een straat met druk verkeer, van knarsende remmen en dikwijls
schreeuwende haastige vrachtwagenchauffeurs. Wel eng zo alleen in een
ruďne slapen, maar ze lag toch beschermd tegen de regen en wind die
samen toch wel iets spannends hadden, het was even wennen. Na een lange
nacht van inslapen en opschrikken werd ze wakker door een geluid kraa,
kraa. Veronica schrok zo erg dat ze half slapend rechtop ging zitten.
Wat was dat.? Ze keek rond en zag daar een kraai bij haar open tas zitten.
O nee dacht ze straks eet hij alles op. Maar er waren nog veel meer
sporen door het huis. Ze klapte in haar handen om de kraai weg te jagen.
Toen hij naar buiten gevlogen was met krakende stem, ging ze even bij
haar tas kijken. Er zat echt niks meer in! Nog enkele appeltjes maar
dat was dan ook alles.
Veronica plofte op de grond en begon te huilen. Wat moet ik nu ik heb
geen eten meer en geen drinken meer. Mijn spulletjes zijn door de dieren
aangevreten. Ze wist echt even niet wat ze moest doen. Ze liep naar
buiten. Door haar tranen zag ze dat het een mooi dag was, de zon scheen,
wat was de omgeving mooi zeg. Ze keek achter zich en zag dat ze op een
oude binnenplaats stond. Er stonden nog appelbomen en er groeiden bramen
en bosbessen en prachtige bloemen, overal ontelbare kruiden. Ze waren
allen verwilderd dat kon je zien. Veronica werd weer helemaal vrolijk
van al die kleuren en geuren. Ik ga toch verder op mijn tocht, hier
kan ik wel wat kruiden vinden voor thee en ik kan wat vruchten plukken
om mee te nemen en wat te eten. Terwijl ze een appel at liep ze rond
op de binnenplaats. Wat was het hier toch mooi. Ze vroeg zich af " wie
hier zou hebben gewoond". Ze ging even zitten en genoot van het geplukte
fruit dat ze had geplukt en verzameld. Nu kan ik weer verder, eten heb
ik ruim voldoende Ze pakte haar rugzak en tas, deed er alle spullen
in die ze nog had.
Even keek ze welke kant ze op moest. Ze zag dat ze van een steil rotsachtig
pad af kwam. Logisch dacht ze dat ik me daar aan die stenen stootte.
Verder omhoog was het een zand pad wat een weinig begroeid was. Wat
zou ze vandaag weer tegen komen. Haar nieuwsgierigheid naar wat er zich
op en achter de bergen bevind werd alleen maar groter. Ze hoopte dat
ze al deze dingen kon onthouden. Om het later in geuren en kleuren te
kunnen vertellen aan iedereen die het maar horen wilde. De weg was zwaar,
maar de natuur waar ze door liep was zo mooi dat ze de tijd vergat.
Het was al snel warm die morgen, Veronica had nog maar enkele kilometers
gelopen. De rugzak met wat verzameld fruit erin uit de tuin van het
oude huis begon behoorlijk zwaar te worden op haar schouders. De zandweg
ging nu recht omhoog, was grillig en kronkelig. Nooit zou ze de moed
opgeven! Ze was nu dichter dan ooit bij de oplossing van het geheim,
dat ze op de berg dacht te vinden. Ze stopte even om wat bij te komen
en liet haar blik de lijnen van de bergtop volgen.
Voor haar lag nu een brede zandvlakte bezaaid met grote stenen, op een
ervan zette ze zich neer. De berg leek nu aanmerkelijk kleiner dan ze
gedacht had, de toppen leken ook dichterbij. Tussen de twee toppen door
was een opening, daar zou ze tussendoor moeten. Ze zuchtte even, maar
was tevens verblijd. Het leek of ze het ruisen van water hoorde een
geluid dat haar aan een watervalletje deed denken. Ze at een appel en
verwonderde zich over de sterke geur van lavendel en de geur vele iele
kleine bloemen die er groeiden. Vlinders dartelden speels achter elkaar
aan. Even voelde ze zich eenzaam, maar de opkomende wind die zich af
en toe sterk liet voelen deed haar dat snel weer vergeten. Ze hield
van wind die de boomtakken wild heen en weer zwaaide. Ze voelde zich
wel een beetje teleurgesteld, de berg waar ze heen liep was niet meer
die machtig grote berg die ze beneden was gaan beklimmen. Al peinzend
stond ze op en hervatte haar weg.
Na een uurtje was ze bij de doorgang gekomen tussen de twee toppen die
nu heuveltjes leken, meer was het niet, een ervan had een kale grillige
top en er liep een wild pad naar boven dat zou ze maar oplopen, daar
waren grillige uitsteeksels! Die wilde ze wel eens zien. Ze werd steeds
meer opgewonden, over een half uurtje zou ze boven zijn. Ze was er sneller
dan ze dacht, nu nog over die gladde rots. Gelukkig bestond die uit
verschillende grote blokken die als een ruw gestapelde trap naar boven
leidde, snel was ze op een vlakte van maar enkele vierkante meters groot,
met in het midden een grote scheur en een verhoging aan de overkant.
Een ijskoude harde wind blies gierend door haar haren, een fijn gevoel
in de hitte van de middag. Ze sprong over de kloof en zette zich op
de verhoging tegen een boompje dat zomaar in een reet in de kale berg
groeide. Een cipres.
Verwonderd keek ze in de diepte van het dal, daar lagen twee dorpjes
van enkele huizen. Ze telde ze: "zeker niet meer dan tien" dacht ze.
Schattig lagen ze daar onder een zinderede zon. Ze zag de lucht trillen
boven het landschap, mooi, maar wel een zelfde uitzicht zoals ze had
gehad toen ze pas aan de klim begonnen was en achteruit keek. Toen had
ze zo haar eigen dorp zien liggen even mooi, maar alléén en iets groter.
Wat kon je zo ver kijken, de weiden en bossen waren als lappendekens,
hier en daar hing een roofvogel in de lucht en schreef sierlijke cirkels
in de diepblauwe hemel, hier was geen spoor van de metaalachtige ruikende
stadslucht zoals in haar woonplaats daar beneden, zo zat ze te mijmeren.
Dan dacht ze plotseling dat ze eigenlijk de berg wilde zien! De berg
was nergens meer te vinden. Alleen een prachtig dal. Ze draaide zich
om en zag daar nog een dal en daar, dat van haar eigen dorp iets verscholen
door bomen, ze herkende duidelijk het weiland en de aanliggende tuin
met de hoge populieren, dat waren nu dwergboompjes, het huis was maar
half zichtbaar, het leek wat nevelig. Mooi lag het daar. Wat had ze
ver gelopen, niet te geloven. Nu wist ze dat ze op een bergkam zat,
maar ze kon hem niet zien, het leek een simpele afscheiding door een
glooiende helling met hoge bomen erop en rots pieken er tussen.
-------
De zon zakte gestaag naar de horizon en begon de door de wind aangevoerde
wolken rood te kleuren. Sommige wolkenranden waren lichtend oranje,
terwijl de zon met een felle lichtbundel een van de onder liggende dorpen
bescheen. Veronica genoot van het schouwspel en vergat waar ze was en
waar ze zou gaan slapen. De schreeuw van een uil haalde haar uit haar
dromen. Ze besloot om af te dalen en maar te zien waar ze terecht kwam.
Ze volgde de gestapelde rotsblokken omlaag en kwam langs een klein watervalletje
ze dronk gulzig wat van het water uit haar handen, en liep verder het
plateau af dat overging in een pad. Na even lopen splitste het pad zich,
een kant ervan ging weer wat omhoog, en eindigde voor een nis in de
rots. Nieuwsgierig liep ze er heen, De nis was ingericht als berghut,
dat kwam even goed uit, er stond een houtenbank en een ruw van bomen
gemaakte tafel. Ze legde haar rugzak met spullen neer en ging terug
naar het watervalletje.
Na een verfrissende douche onder het stromende water van het watervalletje
ging ze geheel opgefrist weer terug naar haar tijdelijk verblijf. Ze
was nu even net als de raaf van de vorige dag en at alles op. Veronica
kroop in haar slaapzak en liet haar gedachten gaan.
"Bergen zijn mooi als je in het dal staat een berg is dan machtig en
groot, Je weet dan echter niet hoe mooi dat dal eigenlijk wel is. Daarvoor
moet je de berg op, het mooie van de berg is, dat hij je dan de mogelijkheid
geeft het dal te overzien. Als berg zelf, lijkt hij verdwenen. Je ziet
hem niet meer".
Plotseling begreep ze nu wat moeder bedoelde als ze tegen haar zei"
kindje het hebben van de zaak is het einde van het vermaak". "Mijn verlangens
naar dingen zijn als een berg, deze berg!, die ze wilde zien van dichtbij.
Het was een mooi avontuur geweest, ze wist nu zeker dat ze echt van
de natuur hield, Eenmaal zou ze hier terug keren, doch halverwege. Ze
zou gaan uitzoeken van wie het oude huisje in de bergen was waar ze
de vorige nacht had doorgebracht. Daar wilde ze gaan wonen, als ze eenmaal
een prins tegen zou komen die haar zou vragen.
Haar gedachten dwaalde af naar haar vaste schoolvriendje, een glimlach
verscheen om haar mond en ze sliep in en droomde van een leven in haar
zojuist ontdekte paradijsje. Even later werd ze wakker in de werkelijkheid,
ze ging op de rand van haar bed zitten. Ze voelde zich weer vrolijk
en sterk. Ze overdacht haar droom. Ja, ze wist het plotseling. Limba
kon ze het beste vergeten deze hield immers niet van de natuur, hij
wilde niet uit de stad vertrekken om voor een leven met haar in dat
juist door haar verworvene boerderijtje te kiezen. Eenmaal zou er een
ander komen in haar leven, ze had vele andere vrienden, ze voelde het.
Dat was zonder enige twijfel.
En haar gedachten gingen uit naar een vroeger schoolvriendje, zou ze
hem nu bellen en eens vragen hoe het met hem ging? Van het lachen tuimelde
ze achterover op haar Bed. En haar wanhoop en verdriet was als de bergtop
die ze eens wilde vinden.
Ze was hem te boven en onder haar lachten het prachtige betoverende
dal haar toe. Eind
Thl 22060820Auteursrechten voorbehouden
volgens de wet